Proverbs 24

1Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
 niet nijdig Zie Psa 37:1 .
,
 de boze lieden, Hebreeuws, mannen der boosheid, of des kwaads; dat is, mensen die de boosheid toegedaan, of tot alle kwaad genegen zijn. Zie Job 11:11 .
2Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
 verwoesting, Dat is, schade en verderf, dat zij hunnen naaste willen aandoen, ja ook alzo over zichzelven brengen.
3Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;
 huis Versta dit, niet alleen van een stoffelijk huis, maar voornamelijk van de huishouding en van de middelen, waardoor een huis, of huisgezin, onderhouden wordt. Alzo is het woord huis genomen, Gen 39:4 , en het woord bouwen, boven Pro 14:1 ; zie de aantekening. De zin is dat een goede huishouding door wijsheid en verstand wordt aangesteld en tot groot voordeel onderhouden.
4En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed. 5Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.
 sterk; Hebreeuws, in sterkte; dat is met sterkte begaafd. Versta, niet de uitwendige en lichamelijke sterkte, maar de inwendige en geestelijke.
,
 maakt de kracht Dat is, indien hij uiterlijke sterkte heeft, de wetenschap maakt hem nog sterker. Daarom overtreft hij ook een, die sterk is en geen verstand heeft. In een woord: wijsheid is beter dan sterkte. Vergelijk boven Pro 21:22 ; Ecc 9:15 .
6Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
 wijze Zie van het Hebreeuwse woord Job 37:12 .
,
 voor u den krijg Dat is, u ten goede, of tot uw best en het welvaren van het land.
,
 veelheid Te weten, van goede raadgevers. Zie boven Pro 18:22 , of in de grootheid; dat is waardigheid, bekwaamheid en kloekheid derzelve.
,
 overwinning Of, behoudenis. Zie van de betekenis van het Hebreeuwse woord teschuah, 2Sa 8:6 .
7Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
 wijsheid Hebreeuws, wijsheden.
,
 te hoog; Dat is, boven zijn begrip. Maar den verstandigen is de wijsheid licht, boven Pro 14:6 .
,
 poort Dat is, in het raadhuis, of de vergadering der heren. Zie Gen 22:17 .
,
 niet opendoen Te weten om iets bijzonders voort te brengen, dewijl hij zonder wijsheid en raad is. Vergelijk de aantekening Job 33:2 .
8Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
 meester Dat is, uitvinder en zogenaamde kunstenaar, die tot schelmerij genegen is, en dezelve in het werk weet te stellen. Zie van het Hebreeuwse woord Baäl, Gen 14:13 .
,
 schandelijke Zie van het Hebreeuwse woord Job 21:27 .
9De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
 der dwaasheid Dat is, van den mens, die dwaas is. Vergelijk Job 24:20 , en Job 35:13 . Of, de dwaze gedachte.
10Vertoont gij u slap ten dage der benauwdheid, uw kracht is nauw.
 slap Te weten dat gij onder den tegenspoed en de aanvechtingen bezwijkt.
,
 der benauwdheid, Dat is, als men allerbest proeve van zijne sterkte moet hebben.
,
 nauw Dat is, klein, gering, benepen, ingekrompen, ingedwongen. vs.10 wordt ook aldus vertaald: Vertoont gij u slap; dat is, onachtzaam om wijsheid te leren en zorgeloos om God te vrezen, uwe kracht zal ten dage uwer benauwdheid nauw of benauwd wezen.
11Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.
 Red Dit raakt eigenlijk de rechters en de overheden, die vanwege hun ambt gehouden zijn de onnozelen te beschermen, ja ook zelfs als ze door gegeven vonnis ter dood veroordeeld zijn, zo dan eindelijk hunne onschuld bleek. Voorts raakt het ook alle vromen in het algemeen, die, naar den eis van hun beroep, door de wettelijke middelen schuldig zijn de onnozelen voor te staan en te helpen.
,
 gegrepen zijn; Namelijk ten onrechte.
,
 want zij Dat is, zij staan in gevaar om gedood te worden. Anders: Want zoudt gij u onthouden van degenen, die worden weggerukt om gedood te worden? Deze vraag loochent sterkelijk dat dit zou mogen nagelaten worden door degenen, die ambtshalve door wettelijke middelen zulks te doen toestaat.
,
 wankelen Of, worden weggevoerd of hellen der doding.
12Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.
 wij weten dat niet; Namelijk dat hij onschuldig is, of hoe wij hem zouden mogen helpen. Anders: wij kennen hem of dezen niet.
,
 Die de harten weegt, Dat is, God; zie boven Pro 16:2 en de aantekening.
,
 ziel gadeslaat, Te weten, niet alleen ten opzichte van den tijdelijken, maar ook van den eeuwigen dood.
,
 niet weten? Namelijk of uw verontschuldiging waarachtig en wel gegrond is.
,
 Hij zal den mens Te weten, God, die de harten weegt, enz.
13Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
 honig, De honig was in Palestina een algemene en zeer aangename spijs. Vergelijk Exo 3:8 . De profeet verklaart nu dat men dien wel nuttigen mocht voor het lichaam, maar dat men voornamelijk moest trachten naar de wijsheid, die ene spijs is, aangenaam voor de ziel.
,
 gehemelte Dat is, in uwen mond. Het gehemelte wordt de smaak toegeschreven. Job 12:11 , en Job 34:3 .
14Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
 Zodanig Anders: alzo kan de wijsheid voor uwe ziel.
,
 vindt, Dat is, bekom, of verkrijg. Alzo boven Pro 8:9 . Zie Gen 26:12 .
,
 beloning Hebreeuws, een laatste, of achterste; dat is, een goed naloon. Zie onder vs.20.
,
 verwachting Dat is, het goed, dat gij van de genade Gods verwacht. Zie Job 5:16 .
15Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
 verwoest Hij verbiedt, nevens de listige aanslagen ook het openbaar geweld.
16Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
 zevenmaal Dat is, dikwijls; een zeker getal voor een onzeker; zie Lev 26:8 .
,
 vallen, Te weten, in ellenden en zwarigheden. Alzo in vs.17, idem Psa 37:24 ; of ook in zonden en gebreken, in welke de vromen ook worden gezegd te vallen; 1Co 10:12 .
,
 opstaan; Dat is, daaruit verlost en opgeholpen worden, te weten door Gods genadigen bijstand, Job 5:19 ; Psa 34:20 .
,
 kwaad Te weten, der straf en der tegenheid; dat is, zullen daarin zo gestort worden, dat zij niet weder zullen kunnen opstaan.
17Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
 valt; Te weten, in enig ongeluk of zwarigheid.
18Opdat het de Heere niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
 kwaad zij Dat is, hem mishage. Zie Gen 21:11 .
,
 afkere Te weten om denzelven over u te zenden.
19Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen. 20Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
 beloning Versta, geen goede of gewenste beloning, of geen goed einde. Zie boven Pro 18:22 . Hebreeuws, achterste, of uiterste, of einde. Dan, het Hebreeuwse woord is ook voor loon genomen. Zie boven Pro 23:18 . Anders: nakomelingen; zal gene nakomelingen hebben, en zo hij ze krijgt, zullen ze vergaan; waarop het volgende in vs.20 van sommigen geduld wordt.
,
 de lamp Zie boven Pro 20:20 , Job 18:6 .
21Mijn zoon! vrees den Heere en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
 hen, Hebreeuws, met degenen, die veranderen; dat is, die veranderingen en nieuwigheden zoeken, afwijkende van de gehoorzaamheid Gods en van hun wettelijke overheid, en zich tegen dezelve opmaken.
22Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?
 wie weet Alsof hij zeide: Hun zal ene straf overkomen waar zij niet om denken, of waarmen men kwalijk kan weten of gissen hoe zwaar dat ze zal wezen.
,
 beider Zowel degenen, die God niet vrezen, als degenen, die de overheid niet ontzien. Of, het ongeluk van die twee; te weten, dat hun zo van God als van den koning toegezonden zal worden.
23Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
 van de wijzen Of [behoren] tot de wijzen, of voor de wijzen, of raken de wijzen.
,
 Het aangezicht Zie Deu 1:17 , en de aantekening en Deu 16:19 . Hetzelfde wordt elders genoemd het aangezicht aannemen en vereren. Zie Lev 19:15 , en de aantekening.
,
 is niet goed Dat is, het deugt niet, het is zeer kwaad. Zie boven Pro 17:26 .
24Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn.
 volken Te weten die goed zijn, God vrezen, de boosheid haten en de vroomheid liefhebben. Vergelijk boven Pro 18:22 , op het woord vrouw.
25Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hen komen.
 hem Te weten, den goddeloze.
,
 liefelijkheid Dat is, het zal hun welgaan, hun zal stof van blijdschap en vermaking gegeven worden.
,
 zegen Dat is, alle goed zal hun wedervaren van God en de mensen.
,
 hem komen Te weten, die den goddeloze bestraffen.
26Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.
 Men zal de lippen De zin is dat degene, die goede, ware en stichtelijke dingen ter bekwamer tijd voortbrengt, geëerd en bemind zal zijn door degenen, die hem horen, even alsof zij hem met een vriendelijken kus ontvingen. Eertijds was het kussen een teken van eerbieding en bewijs van goedwilligheid. Zie Gen 27:26 , en Gen 41:40 . Anders: hij kust de lippen die rechte woorden antwoordt. Dat is, hij bewijst de meeste vriendschap.
27Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
 Beschik Dat is, gedenk eerst uw huis te voorzien van hetgeen nodig is om eerlijk den kost te krijgen, als door middel van de landbouwing; daarna mag men denken op hetgeen tot de vermaking van de huisgenoten of tot sieraad van het huis zou mogen dienen.
,
 bouw Versta dit niet zozeer van het bouwen van een huis, als van de opschikking en stoffering van hetzelve.
28Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
 zonder oorzaak Dat is, zonder redelijken en merkelijken nood, die een mens verbindt om getuigenis te geven, of zonder goede zekerheid van hetgeen er te getuigen is.
,
 verleiden Te weten met een valse of onvaste getuigenis te geven, of anderszins met getuigen te misdoen.
,
 lip? Dat is, met uwe woorden en redenen; zie Job 2:10 .
29Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk. 30Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
 een verstandeloos Zie boven Pro 6:32 .
31En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
 hij was gans Te weten, de akker of wijngaard.
,
 stenen scheidsmuur In Palestina worden de velden, akkers en wijngaarden meest afgeschoten met enige lichte muren van samengestapelde stenen zonder enige kalk of gruis van steen, opdat het wild gedierte die niet zou beschadigen. Vergelijk Num 22:24 ; Ezr 9:9 ; Psa 80:13 .
32Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan;
 nam ik het Hebreeuws, zette ik mijn hart [daarop]; dat is, ik nam het waar en betrachtte het. Vergelijk de manier van spreken met Job 1:8 , en de aantekening daarop.
,
 nam onderwijzing Dat is, ik werd met eens anderen mans schade wijzer.
33Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;
 Een weinig slapens, Zie de verklaring van vs.33 en het volgende boven Pro 6:10-11 .
34Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.
 een gewapend Hebreeuws, een man des schilds.
Copyright information for DutSVVA